Vooroordelen
Elke dag, van jongs af aan, horen en zien we meningen en oordelen van anderen. Soms kunnen die zeer pijnlijk zijn. Als tienjarig meisje werd ook ik hiermee geconfronteerd. Ik hield zielsveel van mijn hardwerkende vader en op een doordeweekse dag werd door een inwoner uit onze straat gefluisterd: “Dae zal waal gezaope höbbe”, ofwel: hij zal wel gedronken hebben. Dit raakte mij diep in mijn hart, want niets was minder waar. Mijn vader leed aan de ongeneeslijke ziekte Multiple Sclerose (MS), een aandoening van het centrale zenuwstelsel, en soms liet zijn motoriek het afweten bij het afstappen van zijn fiets. Van dronkenschap was echter geen sprake. De mensen die bij ons thuis een kopje koffie of thee kwamen drinken wisten wel beter. Tja, hij was ook een echte verenigingsman. Zo was hij bijvoorbeeld lid van het Philharmonisch Gezelschap Reuver, grensrechter bij de Reuverse voetbalclub, zong hij bij het mannenkoor en het kerkkoor van de Sint Lambertuskerk, stond hij op de planken bij de Reuverse toneelvereniging en deed mee aan menige viswedstrijd van onze plaatselijke hengelsportvereniging. In het weekend dronk hij dus soms een glaasje en hij zal ook wel eens te diep in het glaasje hebben gekeken, maar hij was beslist géén alcoholist.
Ondanks zijn ziekte werkte mijn vader door tot zijn 67ste. Niet omdat hij dit van de regering moest. Nee, hij was een doorzetter en volgens mij wilde hij aan zichzelf bewijzen dat hij dit fysiek nog aankon. Hij ontving vanwege zijn loyaliteit zelfs een Koninklijke onderscheiding. Uiteindelijk raakte hij verlamd, belandde hij in een rolstoel en moest hij zijn collega’s vaarwel zeggen.
Mijn vader heeft geen gemakkelijk leven gehad, veel meegemaakt, maar was ook zeker niet verbitterd.
Op vrijdag 16 oktober 1942 werd hij als dwangarbeider op transport gezet naar het Hessisch Lichtenau (BRD), alwaar hij met enkele duizenden andere dwangarbeiders te werk werd gesteld in de “Fabrik Hess-Lichtenau der G.m.b.H. z. Verw. chem. Erzeugnisse”. Deze dwangarbeiders leefden onder erbarmelijke omstandigheden in een zwaar bewaakt en door prikkeldraad omheind werkkamp. De springstoffabriek stond wegens haar onmenselijke behandeling, juist tegenover buitenlanders, in de wijde omtrek bekend. Door de omgang met de giftige stoffen ontstonden verkleuringen aan huid en haar, beschadigingen aan lever en de luchtwegen. Dagelijks werden mensen mishandeld, vielen er doden en het is een wonder te noemen dat mijn vader deze hel heeft overleefd.
Ook in de 21ste eeuw worden nog steeds chemische wapens ingezet, ook al is dit strikt verboden. De VN acht het bewezen dat de Syrische president Bashar al-Assad achter de gifgasaanvallen zat in Damascus, zijn eigen volk nota bene. Is het dan vreemd dat je met je gezin vlucht naar een veiliger oord uit angst voor de dood en de wil om te overleven? Ben je dan een “gelukszoeker”?
Als mijn vader de kans had gezien om te vluchten uit zijn onmenselijk bestaan als dwangarbeider, was hij dan een “gelukszoeker” geweest? Wat zou u doen?
Van mijn vader heb ik geleerd om op zoek te gaan naar de waarheid. Vaak ligt die ergens in het midden.
We zien de laatste tijd veel mensen op de vlucht. Op de vlucht omdat oorlogsgeweld levensbedreigend is. Soms wordt men vervolgd vanwege zijn geloof, ras of omdat men het niet eens is met het plaatselijke regime. Al deze mensen zijn op zoek naar een beetje geluk: geborgenheid en vrijheid. In een beschaafde samenleving als de onze ben je verplicht deze mensen de helpende hand te bieden. Soms vlucht men ook om economische redenen en is er geen sprake van een levensbedreigende situatie. Dan ben je een illegale migrant.
Natuurlijk kunnen we niet iedereen in ons land toelaten. Maar ga vooral op zoek naar die waarheid!